De Belastingdienst hanteert voor de belasting op spaarrente een systeem van fictief rendement in Box 3, waarbij voor 2025 een voorlopig percentage van 1,44 procent wordt gehanteerd voor spaargeld. In dit artikel leest u hoe dit fictief rendement wordt berekend, welke regels en tarieven gelden voor uw Box 3 vermogen, en hoe u de belasting op spaargeld kunt begrijpen.
Belasting op rente van spaargeld is een heffing die de overheid via de Belastingdienst oplegt over de inkomsten die u uit uw spaargeld genereert. Deze belasting wordt specifiek geheven over de verdiende rente op uw spaarrekeningen, zoals vastgelegd in de Nederlandse belastingwetgeving. Hierbij valt spaargeld in Box 3, waarbij de heffing gebaseerd is op een fictief rendement, en niet op de daadwerkelijk ontvangen rentevergoeding.
Dit specifieke systeem kan ertoe leiden dat u belasting betaalt, zelfs wanneer de werkelijke rente op uw spaargeld laag is of u feitelijk geen rente ontvangt. Als gevolg hiervan is het mogelijk dat u uiteindelijk een lager rendement, of zelfs een negatief rendement, behaalt op uw spaargeld door deze belastingheffing. Het is daarom cruciaal om te begrijpen hoe uw spaartegoed fiscaal wordt behandeld en welke impact dit heeft op uw netto vermogen.
De Belastingdienst berekent het fictief rendement op spaargeld door uit te gaan van de gemiddelde spaarrente van het betreffende kalenderjaar. Deze methodiek wordt gehanteerd omdat het werkelijke rendement niet voor alle belastingplichtigen uniform kan worden vastgesteld. In de volgende paragrafen worden de definitie, de actuele percentages en de historische ontwikkeling van dit fictief rendement nader toegelicht.
Fictief rendement is een door de Belastingdienst gehanteerd, geschat gemiddeld rendement op uw vermogen, waaronder spaargeld, waarover u belasting betaalt in Box 3. Dit theoretische rendement neemt de fiscus aan dat u behaalt over verschillende vermogensbestanddelen, zoals banktegoeden, beleggingen en schulden. Het wordt berekend met vaste fictieve percentages die na afloop van het kalenderjaar definitief worden vastgesteld. U betaalt belasting over dit aangenomen forfaitair rendement, ongeacht de werkelijke renteopbrengst op uw spaargeld. Dit betekent dat u ook belasting kunt afdragen wanneer de rente op uw spaargeld daadwerkelijk lager is dan het fictieve percentage, of zelfs wanneer u feitelijk geen rendement behaalt.
De Belastingdienst hanteert voor het belastingjaar 2025 specifieke, voorlopige fictieve rendementpercentages voor uw spaargeld en andere vermogensbestanddelen in Box 3. Voor bank- en spaartegoeden is dit rendement in 2025 1,44 procent, gebaseerd op de gemiddelde spaarrente. Het is cruciaal te beseffen dat dit percentage, bedoeld voor de voorlopige aanslagen, nog niet definitief is. Voor beleggingen en overige bezittingen gaat de Belastingdienst uit van een hoger fictief rendement van 5,88 procent. Daarnaast is voor schulden in Box 3 een percentage van 2,62 procent vastgesteld. De definitieve percentages voor het belastingjaar 2025 zullen pas in februari 2026 officieel bekendgemaakt worden.
De historische ontwikkeling van het fictief rendement, relevant voor de belastingdienst rente spaargeld, heeft aanzienlijke veranderingen ondergaan, met name in de Box 3-heffing. Voor de huidige overbruggingsperiode hanteerde de Belastingdienst voorheen een systeem met verschillende vermogensschijven. Zo bedroeg het fictief rendement dat de Belastingdienst in 2021 gebruikte 1,90 procent voor een eerste schijf en 4,50 procent voor een tweede schijf van het vermogen. Deze systematiek is geëvolueerd naar een benadering die meer onderscheid maakt tussen diverse vermogenscategorieën. De huidige, tijdelijke Box 3-wetgeving, ingevoerd als reactie op gerechtelijke uitspraken, berekent het rendement nu met afzonderlijke percentages voor banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Dit is een belangrijke verschuiving die beoogt beter aan te sluiten bij de werkelijkheid. Deze transitie is gericht op een toekomstige heffing die meer recht doet aan het daadwerkelijk behaalde rendement.
Voor de belastingdienst rente spaargeld en ander vermogen in box 3 gelden specifieke regels en tarieven, waarbij u rekening dient te houden met een onderscheid tussen diverse vermogenscategorieën. Zo kent het systeem een heffingsvrije grens waarover u geen belasting betaalt, en wordt over het belastbare deel een vast belastingtarief geheven. Deze aspecten worden nader toegelicht in de volgende subsecties.
Voor de berekening van de belasting op rente van spaargeld in Box 3 hanteert de Belastingdienst een heffingsvrije grens, zoals hieronder weergegeven voor 2025:
| Situatie | Heffingsvrije grens 2025 |
|---|---|
| Alleenstaande belastingplichtige | € 57.684 |
| Fiscale partners | € 115.368 |
Over het vermogen dat deze grens overschrijdt, betaalt u belasting over het fictief rendement. De Belastingdienst past hierop een vast belastingtarief toe, maar dit geldt alleen voor het deel van uw vermogen boven de heffingsvrije grens. Het is belangrijk op te merken dat dit tarief van toepassing is op het fictief rendement op uw vermogen, niet op de daadwerkelijk ontvangen rente.
De Belastingdienst beschouwt rente op spaargeld als een onderdeel van uw Box 3-vermogen, wat een fundamenteel verschil vormt met andere vermogensbestanddelen. Spaargeld kenmerkt zich primair door zijn veiligheid en directe beschikbaarheid, waardoor het een essentiële financiële buffer is voor onverwachte uitgaven. Andere vermogensbestanddelen, zoals beleggingen in aandelen of obligaties, bieden daarentegen de kans op een hoger rendement, maar brengen een groter risico op waardeverandering met zich mee. Vaak is de rente op spaargeld lager dan de inflatie, wat kan leiden tot waardevermindering van uw vermogen op de lange termijn, in tegenstelling tot belegd spaargeld dat potentieel waardegroei kan realiseren. Het is daarom raadzaam een evenwicht te zoeken tussen een veilige, liquide spaarbuffer en potentieel rendabelere, maar risicovollere, beleggingen, afhankelijk van uw persoonlijke financiële doelen en situatie.
De lage spaarrente heeft een significante invloed op de box 3 heffing, doordat het fictief rendement waarop de Belastingdienst rente spaargeld belast, vaak hoger is dan de werkelijk ontvangen rente. Historisch gezien volgde het forfaitair rendement op spaargeld in box 3 de marktontwikkelingen onvoldoende, met werkelijke spaarrentes die beduidend lager waren dan de veronderstelde rendementen. Dit resulteerde vaak in een belastingheffing die hoger was dan de daadwerkelijk behaalde inkomsten uit spaargeld voor veel belastingplichtigen. Echter, de box 3-heffing mag volgens jurisprudentie nooit meer bedragen dan het werkelijk behaalde rendement op uw vermogen. Dankzij een uitspraak van de Hoge Raad in 2024 kan de heffing dan ook lager worden vastgesteld als het forfaitair rendement uw werkelijke opbrengst overtreft.
Bij de belastingheffing op spaargeld rekent de Belastingdienst uw totale vermogen in Box 3 mee, wat bestaat uit de som van bezittingen min de aftrekbare schulden. Uw belastbaar vermogen omvat naast spaargeld ook beleggingen en andere bezittingen, terwijl bepaalde schulden in mindering mogen worden gebracht.
Voor de heffing van de Belastingdienst rente spaargeld en het fictief rendement op ander vermogen in box 3, dient u diverse bezittingen op te geven. De Belastingdienst categoriseert het vermogen in box 3 voor de aangifte als banktegoeden, overige bezittingen en schulden, waarbij de totale waarde van uw bezittingen meetelt. Hieronder vindt u een overzicht van veelvoorkomende belastbare bezittingen die u op 1 januari van het belastingjaar dient te waarderen:
| Categorie bezitting | Voorbeelden |
|---|---|
| Spaargeld en banktegoeden | Spaar- en betaalrekeningen, contant geld |
| Beleggingen | Aandelen, obligaties, beleggingsfondsen, cryptovaluta |
| Onroerende zaken (geen eigen woning) | Vakantiewoning, tweede woning, verhuurde panden |
| Overige bezittingen | Uitgeleend geld, vorderingen, kapitaalverzekeringen |
Het is cruciaal om de juiste waarde op de peildatum van 1 januari van het belastingjaar aan te houden voor een correcte vermogensopgave.
Voor de berekening van de Belastingdienst rente spaargeld en de totale vermogensrendementsheffing in box 3, mogen bepaalde schulden worden afgetrokken van uw bezittingen. Echter, er geldt een specifieke schuldendrempel: voor alleenstaanden bedraagt deze in 2025 €3.800 en voor fiscale partners is dit €7.600. Alleen het deel van de schuld dat boven deze drempel uitkomt, is aftrekbaar van uw vermogen. Dit betreft diverse schulden die niet in box 1 vallen, zoals studieschulden, consumptieve leningen of een negatief banksaldo. Ook een hypotheek op een tweede woning kan onder deze aftrekposten vallen, mits de schuld boven de drempel uitkomt. Let op: de hypotheekschuld voor uw eigen woning, die u in box 1 aangeeft, is hierbij niet aftrekbaar in box 3. Deze aftrekposten verlagen de grondslag sparen en beleggen, wat uw uiteindelijke vermogensrendementsheffing beïnvloedt.
Voor de Belastingdienst rente spaargeld en de heffing van vermogensbelasting in box 3 wordt het werkelijke rendement op spaargeld vanaf 2025 anders benaderd dan het fictieve rendement. Dit werkelijke rendement voor belastingdoeleinden mag nu bestaan uit de daadwerkelijk ontvangen rente op spaargeld, dividenden en marktwaardewinsten, wat kan leiden tot minder belasting als dit lager is dan het fictieve rendement. De precieze berekeningsmethoden en het onderscheid tussen werkelijk en fictief rendement worden in de volgende paragrafen nader toegelicht.
Het fundamentele onderscheid tussen werkelijk en fictief rendement, relevant voor de Belastingdienst rente spaargeld, ligt in de basis van de belastingheffing. Fictief rendement is een geschat gemiddeld rendement op vermogen, dat de Belastingdienst aanneemt dat u behaald heeft. Het werkelijke rendement daarentegen, betreft de feitelijke opbrengst uit bijvoorbeeld spaarrente, dividenden en vermogenswinsten. De vermogensrendementsheffing werd voorheen enkel berekend over dit fictieve rendement, wat kan leiden tot een afwijking van het werkelijk behaalde resultaat. Zo is het voorlopige fictieve rendement voor bank- en spaartegoeden in 2025 vastgesteld op 1,44%, terwijl het werkelijke rendement van beleggingen in aandelen vaak lager dan 5,5% is gebleven vanaf 2023. Dit verschil kan dus aanzienlijk zijn en direct impact hebben op uw belastingdruk.
Om de kernverschillen duidelijk weer te geven, volgt hier een vergelijking:
| Kenmerk | Fictief Rendement | Werkelijk Rendement |
|---|---|---|
| Basis | Geschat gemiddelde (forfaitair) | Feitelijke opbrengst |
| Bepaling | Door Belastingdienst | Door belastingplichtige (opgave) |
| Spaargeld 2025 | 1,44% (voorlopig) | Daadwerkelijke rente |
| Beleggingen (fictief) | Hoger dan fictief spaargeld | Meestal lager dan 5,5% (vanaf 2023) |
De Belastingdienst rente spaargeld baseert de berekeningsmethoden voor forfaitaire rendementen op een wettelijk vastgesteld systeem dat uitgaat van een verondersteld rendement. Concreet worden deze rendementen, vergelijkbaar met het stelsel van 2017 onder de Herstelwet, vastgesteld aan de hand van gemiddelde rendementspercentages over de lange termijn. Hierbij wordt een fictieve beleggingsmix gehanteerd, die de gemiddelden van de meest voorkomende typen bezittingen in box 3 weerspiegelt, waaronder spaargeld en overige beleggingen. Deze methode dient als basis voor de fiscale berekening van de vermogensrendementsheffing, waarbij het forfaitaire rendement in de regel een maximumbedrag voor het aan te nemen rendement vormt. Het is echter belangrijk te weten dat deze forfaitaire rendementen kunnen afwijken van het werkelijk behaalde rendement, en in specifieke gevallen kan een herziening van de heffing overwogen worden door de Belastingdienst bij een bewezen lager werkelijk rendement.
Om de belasting op spaargeld volledig te doorgronden, zijn praktische rekenvoorbeelden en online hulpmiddelen essentieel. Deze hulpmiddelen helpen u inzicht te krijgen in hoe de Belastingdienst rente spaargeld fiscaal beoordeelt en hoe uw persoonlijke situatie de uiteindelijke heffing beïnvloedt. In de komende subsecties leiden wij u door gedetailleerde voorbeeldberekeningen en lichten de functionaliteiten van diverse online rekentools toe, zodat u optimaal inzicht krijgt in uw fiscale positie bij actuele rente standen.
Een concreet rekenvoorbeeld verduidelijkt hoe de Belastingdienst rente spaargeld belast in 2025. Voor een alleenstaande zonder fiscaal partner geldt in 2025 een belastingvrije grens van €57.684. Boven dit bedrag wordt over het spaargeld een fictief rendement van 1,44 procent verondersteld. Vervolgens wordt over dit fictieve rendement 36 procent vermogensbelasting geheven. Dit betekent dat een spaarder met €100.000 aan spaargeld in 2025, bovenop de heffingsvrije grens, ongeveer €219 aan vermogensbelasting betaalt. U berekent dit door eerst de heffingsvrije grens van €57.684 af te trekken van uw spaargeld, waarna u het resterende bedrag met 1,44% vermenigvuldigt en daar 36% van neemt. Dit illustreert het principe van de box 3-heffing op basis van het forfaitaire rendement, ondanks eventueel lager werkelijk behaalde spaarrentes.
Online rekentools en simulaties bieden u waardevol inzicht in de fiscale gevolgen van uw spaargeld, door de berekening van het fictief rendement van de Belastingdienst te vereenvoudigen. Deze tools zijn vaak gratis en direct online beschikbaar, en helpen bij het berekenen van rente, rendement en eindkapitaal. Ze stellen u in staat de impact van verschillende scenario’s op uw vermogensbelasting snel en overzichtelijk te visualiseren. Veel van deze financiële rekentools zijn specifiek ontworpen om u te helpen met onderwerpen als lenen, financiering en krediet, waarbij sommige platforms meer dan 90 tools aanbieden. Het is echter belangrijk te onthouden dat online rekentools van banken verschillende uitkomsten kunnen geven door variërende selectiecriteria en rentetarieven, en vaak slechts een indicatie bieden. Voor een gedetailleerde berekening op maat, rekening houdend met uw persoonlijke financiële situatie, adviseren wij u altijd professioneel advies in te winnen.
Vanaf 2027 ondergaat de belasting op spaarrente in box 3, zoals geheven door de Belastingdienst, ingrijpende wijzigingen. Het toekomstige stelsel, dat per 1 januari 2028 volledig van kracht wordt, zal het belasten van fictief rendement vervangen door een heffing op uw werkelijk behaalde rente en andere inkomsten uit vermogen.
De voorgestelde overgang naar een vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk behaalde rendementen, zoals uit spaargeld, zal vanaf 2027 vermoedelijk vertraging oplopen. Oorspronkelijk was deze nieuwe aanpak door de Belastingdienst beoogd voor invoering in 2027, maar dit blijkt onhaalbaar. De Belastingdienst heeft namelijk aangegeven de implementatie van een dergelijk complex systeem op die korte termijn niet te kunnen realiseren. Dit nieuwe belastingstelsel, de zogenaamde vermogensaanwasbelasting, is echter een politiek breed gedragen voorstel. Het omvat de belasting van zowel reguliere voordelen als ongerealiseerde waardeontwikkelingen uit vermogen. De invoering wordt nu uitgesteld tot na 2027 of zelfs 2028, om de benodigde aanpassingen zorgvuldig door te voeren.
Rentevoorontwikkelingen hebben directe invloed op uw belastingdruk, met name op de manier waarop de Belastingdienst uw spaargeld belast. De belastingdruk op vermogens in box 3, waaronder spaargeld, is in Nederland in recente jaren tot 2025 stelselmatig toegenomen. Dit komt doordat de Belastingdienst voor de heffing op spaargeld uitgaat van een fictief rendement, dat in de praktijk mogelijk hoger ligt dan de werkelijk door u ontvangen rente. Een stijgende marktrente kan deze kloof vergroten, waardoor u procentueel een groter deel van uw daadwerkelijk behaalde rendement aan belasting afdraagt. Dit kan ertoe leiden dat de belasting op spaargeld een significant deel van uw rendement opslokt, waardoor het reële rendement op uw spaargeld vermindert. Het tijdig aanpassen van de fictieve rendementen aan actuele rentestanden is cruciaal om een eerlijke belastingdruk te waarborgen.
U profiteert optimaal van actuele spaarrente door proactief de verschillende aanbieders te vergelijken. Dit is essentieel om uw rendement te maximaliseren, vooral gezien de heffing van de Belastingdienst op fictief rendement uit spaargeld. De spaarrente in Nederland verandert regelmatig; een actieve vergelijking via platforms zoals ActueleRentestanden.nl voor banksparen helpt u de hoogste tarieven te vinden. Momenteel kunt u door slim vergelijken rentes tot wel 3,65% ontvangen.
Om inzicht te krijgen in de actuele rentetarieven en de beste keuze te maken, kunt u diverse vergelijkingswebsites raadplegen. Deze platforms bieden actuele overzichten en functionaliteiten die u helpen de meest voordelige spaarrekening te selecteren.
| Vergelijkingsplatform | Kernfunctionaliteit | Specifieke Voordelen |
|---|---|---|
| ActueleRentestanden.nl | Dagelijks bijgewerkte rentestanden | Gratis advies, data sinds 2005 |
| Spaarrente.nl | Direct inzicht in hoogste rente per bank | Overzicht van spaarproducten en -deposito’s |
| Rente.nl | Vergelijkt spaar- en depositorentes | Filteropties voor looptijd en rentefrequentie |
Regelmatig controleren via deze hulpmiddelen zorgt ervoor dat u blijft profiteren van de doorlopend beste spaarrente.
Wanneer u spaargeld vastzet voor de hoogste rente, heeft dit voornamelijk fiscale gevolgen binnen de Box 3 heffing, waar de Belastingdienst rente spaargeld belast op basis van een fictief rendement. Een hogere spaarrente, die u kunt verkrijgen door uw spaargeld vast te zetten, verhoogt doorgaans de grondslag van dit fictieve rendement. Het belastingtarief op spaargeld is immers afhankelijk van het rentepercentage; een hogere rente kan een stijging van uw belasting betekenen. Dit komt doordat de fictieve rendementen in Box 3 stijgen met de verwachte marktrente.
Desondanks kan een hogere spaarrente wel het netto rendement na belasting verhogen. Echter, als spaarder met een eigen vermogen boven de heffingsvrije grens, dient u een spaarrente te behalen die hoger is dan de som van inflatie en de vermogensrendementsheffing om een positief reëel rendement over te houden. Het vastzetten van spaargeld levert weliswaar hogere rentes op dan vrij opneembare spaarrekeningen, maar onvoorziene ontwikkelingen kunnen toegang blokkeren of tot een boete leiden, die vaak gebaseerd is op de rentestand op dat moment. Dit vermindert de flexibiliteit, wat een overweging is bij de afweging van de fiscale en financiële voordelen.
Banksparen, een vorm van geblokkeerd sparen, biedt specifieke fiscale voordelen die het onderscheiden van regulier spaargeld, welke anders door de Belastingdienst rente spaargeld in Box 3 wordt belast. Doorgaans geniet u bij banksparen van een hogere rentevergoeding dan bij een gewone spaarrekening, vooral wanneer u het geld langer vastzet. Het is cruciaal om bankspaarrekeningen te vergelijken om de hoogste rente vast te zetten, zoals aangeboden voor pensioen-, lijfrente- of stamrechtsparen. Websites zoals Banksparen.com presenteren actuele rentes van een groot aantal bankspaarrekeningen, gerangschikt op rente. Bovendien heeft bancaire lijfrente vaak lagere kosten, wat bijdraagt aan een hogere netto opbrengst vergeleken met een lijfrenteverzekering.
Om de beste bankspaarrekening te kiezen, let u op de volgende aspecten:
Regelmatige vergelijking helpt u het maximale uit uw bankspaarproduct te halen.
Nee, de Belastingdienst belast rente op uw spaargeld niet altijd direct, aangezien dit afhankelijk is van de omvang van uw totale vermogen in box 3. Pas wanneer uw spaargeld de jaarlijkse heffingsvrije grens overschrijdt, valt het bovenmatige deel in box 3, waarover dan een fictief rendement wordt berekend. De daadwerkelijke rente-inkomsten op gewone spaarrekeningen worden in Nederland niet als inkomstenbelasting belast, anders dan bij specifieke vormen zoals banksparen. In de praktijk kan de belastingdruk op het belastbare deel van uw spaarvermogen, zeker in combinatie met lage spaarrentes, echter oplopen tot wel 80 procent van het rendement, wat het nettorendement sterk vermindert. U betaalt dus geen belasting over uw spaargeld zolang uw totale Box 3 vermogen onder de vastgestelde heffingsvrije grens blijft.
In 2025 mag u als Nederlandse spaarder tot € 57.684 aan spaargeld belastingvrij bezitten zonder dat de Belastingdienst er rente over berekent in box 3. Voor fiscale partners geldt in datzelfde jaar een gezamenlijke grens van ruim € 115.000 aan vrijgesteld vermogen. Dit bedrag, bekend als de heffingsvrije grens, is het deel van uw totale vermogen waarover u geen vermogensbelasting betaalt. Daarnaast bestaat er een aparte vrijstelling voor groen sparen: spaargeld op een groene spaarrekening met een overheidskeurmerk is in 2025 belastingvrij tot € 26.321 per persoon. Voor fiscale partners die groen sparen bedraagt deze vrijstelling zelfs € 52.624. Deze specifieke vrijstellingen verminderen de grondslag voor de vermogensrendementsheffing, wat een aanzienlijk fiscaal voordeel kan opleveren.
Wanneer uw totale vermogen de heffingsvrije grens overschrijdt, belast de Belastingdienst rente op uw spaargeld en andere bezittingen in box 3 over het meerdere. U betaalt dan vermogensrendementsheffing over dit deel van uw vermogen, dat bekendstaat als het belastbaar rendement. Voordat de berekening van dit rendement plaatsvindt, mogen echter uw schulden die hoger zijn dan een vastgesteld drempelbedrag van dit vermogen worden afgetrokken. Voor een zelfstandig belastingplichtige bedraagt deze drempel € 3.800 en voor fiscale partners is dit € 7.600. Pas hierna wordt het netto vermogen boven de heffingsvrije grens in aanmerking genomen voor de belastingheffing, waarover de Belastingdienst vervolgens een fictief rendement berekent.
Er zijn geen specifieke aftrekposten direct gekoppeld aan de belastingdienst rente spaargeld in box 3, maar u kunt de totale belastingdruk op uw vermogen wel verminderen door strategische keuzes. Een effectieve methode is bijvoorbeeld het aflossen van een hypotheek of andere leningen met uw spaargeld. Dit kan leiden tot een belastingbesparing in box 3, omdat het uw belastbaar vermogen verlaagt. Vooral spaargeld dat de heffingsvrije grens overstijgt, kan zo benut worden om de vermogensbelasting te verlagen. Let op: dit kan de hoogte van uw hypotheekrenteaftrek beïnvloeden, wat een zorgvuldige afweging vereist. Bovendien kan uw belastingaanslag voor vermogensbelasting verminderd worden als uw daadwerkelijke rendement lager blijkt dan de forfaitaire rendementen.
U weet welk fictief rendement de Belastingdienst hanteert, doordat zij deze percentages jaarlijks vaststelt en publiceert op haar website. Deze rendementspercentages vormen de grondslag voor de berekening van de belastingdienst rente spaargeld en andere vermogensbestanddelen in box 3. Voor spaargeld baseert de Belastingdienst het fictief rendement voor het belastingjaar 2025 op de gemiddelde spaarrente over dat jaar. Een voorlopig fictief rendement van 1,44 procent is bijvoorbeeld reeds bekend voor de voorlopige aanslagen van 2025. Voor beleggingen en overige vermogensbestanddelen hanteert de Belastingdienst in 2025 een vaststaand tarief van 5,88 procent, terwijl voor schulden een rendement van 2,62 procent wordt toegepast. Deze specifieke percentages worden per vermogenscategorie berekend en zijn cruciaal voor uw aangifte.
